Wekelijks delen vier bekende Deventenaren met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Jan-Willem van Dop wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Vandaag dus de beurt aan Robert Heukels…
Koester onze jongens
In mijn hoogtijdagen bij Nieuwe Revu en Sportweek kwam ik graag bij de mensen thuis. Als een volleerd Ivo Niehe-imitator huppelde ik binnen bij voetballers als Clarence Seedorf, Ulrich van Gobbel, Peter van Vossen en Dennis Bergkamp, die in wereldsteden als Madrid, Istanbul, Glasgow en Londen hun kunsten vertoonden. Omdat het andere tijden waren, zelfs nog zonder mobiele telefonie, waren die sterren altijd zo blij met bezoek uit Nederland (niet vergeten drop en de krantjes mee te nemen of een teddybeer voor weer een pasgeboren baby) dat je gerust een weekje in hun buurt mocht blijven. Zo leerde ik dat het bestaan van profvoetballer nogal wonderlijk is. Ik zie mezelf nog met Seedorf door een gigantische woonmall struinen om een elektrisch kacheltje aan te schaffen omdat zelfs in Madrid de winters koud kunnen zijn. Tussen alle glitter, glamour, peperdure bolides en waanzinnige aandacht van mooie dames en valse media door ontmoette ik verrassend veel eenvoud, heimwee en eenzaamheid. En verveling, want voetbal was in de jaren negentig een merkwaardig beperkt beroep.
Zo was Glenn Helder in zijn Arsenal-periode blij dat zijn neef permanent bij hem inwoonde, anders was hij gek geworden van de stilte die er heerste in Hertfordshire en ook Regi Blinker en Orlando Trustfull maakten een allesbehalve gelukkige indruk in Sheffield waar het altijd (echt altijd) regende en waar niks te doen was. De sterren van Ajax die na het glorieuze 1995 naar AC Milan trokken mislukten allemaal omdat ze maar lastig konden aarden in de wereld van Milanello waar de verwachtingen sky high waren en de concurrentie moordend. Ik herinner me dat Edgar Davids me vertelde dat hij maandenlang last had van zijn darmen. Ze hadden er geen Surinaams eten en die pasta met vette sauzen die Maldini, Baresi en Tassotti zo blijmoedig weg kauwden, brak hem op en putte hem uit. Het darmenprobleem kostte hem zijn basisplaats.
Ik moest er aan denken door de tamelijk bonte samenstelling van mijn kluppie. Go Ahead Eagles bestaat momenteel voor een fiks deel uit een frivool gezelschap jonge mannen die stuk voor stuk wakker worden in een voor hen vreemde wereld. Een Griek, een man van de Comoren, twee Duitsers, twee Spanjaarden, een Zweed, een Schot, een Zambiaan en een stel jongens met gemixte roots jagen minimaal een jaar zij aan zij op de vijftiende plek in de Nederlandse eredivisie. Een prestatie die als een kampioenschap gevierd zal worden. Ieder voor zich jagen ze op een grote stap in een vaak nog jonge carrière die her en der al wat gebroken dromen en teleurstellingen heeft gekend. Ik kijk er met grote fascinatie en warmte naar. Omdat ik weet hoe moedig, hoe sterk en hoe standvastig ze moeten zijn om het avontuur te laten slagen.
Stel, je bent Iñigo Córdoba en je bent op een mooie dag, maart 1997, geboren in Bilbao, ultramoderne stad in Baskenland. Bilbao is het Guggenheim Museum, waanzinnige architectuur, parel van een stad met een ongekend aantal sterrenrestaurants. De club Athletic is een instituut, het speelt altijd in de Primera Division en de mensen zijn er zo trots dat er enkel Basken mogen spelen. Córdoba is een zoon van die club, van die weerbarstige regio die zich verspreid over Frankrijk en Spanje, een regio met een intense geschiedenis en een geheel eigen taal.
Of je bent Marc Cardona, zoon van het Catalaanse Lerida, toch al weer 448 kilometer verder gelegen dan Córdoba’s Bilbao. Cardona werd in 2016 aangetrokken door het FC Barcelona van toen nog Lionel Messi. In de gebieden waar op talloze terracotta-gekleurde gravelveldjes de techniek van tienduizenden Spaanse jochies een boost krijgt, was Cardona eruit gepikt, opgemerkt, de kans geboden. Nu is hij in Salland te vinden.
Cultuurdimensies in het topvoetbal, het valt nauwelijks uit te leggen, maar ze spelen uiteraard wel een rol. Zoals Nederlanders het lastig vinden meteen te slagen in Zuid-Europa of Engeland (denk aan recente worstelingen van talenten als De Ligt, De Jong en Van de Beek), zo geef ik het je maar te doen onmiddellijk te schitteren in de eredivisie. Nederland, met zijn bizarre taal vol harde g’s, de slagregens en het woeste jagen van de wind, Nederland met zijn afstandelijke karakter, het verloren gevoel voor tolerantie en openheid. De trainers communiceren er directer dan in Spanje, waar de trots een grote rol speelt en kritiek nooit openbaar maar altijd één op één wordt uitgesproken. De restaurants zijn hier zeker niet slecht, maar je moet wel zoeken naar je vertrouwde keuken en ook al zijn de tapasrestaurants tegenwoordig nooit ver weg, die echte olijfolie van jouw streek hebben ze niet. Je mist de vertrouwde bergen, de kalme zee, maar vooral de familie, de vrienden, het vertrouwde bed, de geluiden, de geuren en boven alles de taal waarin je jouw gevoelens het beste kunt uitdrukken. Daarbij zit er in je rugzak nog wel wat ontgoocheling, want nee, die gedroomde rol in Athletic of Barcelona, dat is het niet geworden.
In de kleedkamer worden grapjes gemaakt. Over jou? Je weet het niet, je verstaat er geen bal van. De trainer wil dat je als creatieve aanvaller permanent druk zet, je de godganse wedstrijd leeg knokt voor je team. Zeg maar eens iets terug. Je hebt al jaren niet meer de belasting gevoeld van week in week uit spelen, maar nu moet je. Dit is je ultieme kans er nog een keer wat van te maken en je voelt aan alles: ze hebben je nodig hier. Deventer, alles wat roodgeel is, hoopt vurig dat juist jij het verschil gaat maken. Je ziet er mooi uit, je laat al snel zien dat je klasse hebt, je scoort en de verwachtingen sprinten bij je weg, terwijl je lichaam nog volop protesteert.
Ik lees en hoor weinig over dit soort dingen en ik maakte me al enigszins zorgen. Maar ik heb erg goed nieuws. Cardona is niet een eenzaam dolende Catalaan in Deventer, zo liet ik me vertellen. Een goede vriend uit Spanje staat hem trouw bij in de stap van de maritieme wereldstad naar de leukste stad aan de IJssel. De Bask Cordoba heeft op zijn beurt zijn meisje meegenomen en is een sympathieke, open gast, dus die gaat al behoorlijk lekker en ligt uitstekend in de groep. De Spaanse spelers zitten, net als al die andere gelukszoekers van heinde en ver, op Nederlandse les en leren via vrienden en Google Translate al behoorlijk wat schuttingwoorden. Nooit weg. Ook fijn om te weten: de Griek Botos en de Hamburger Heil hebben elkaar als buurtgenoten gevonden en de eerste weet natuurlijk allang dat er een goede Griek in de koekstad zit waar hij even thuis kan komen. En wat enorm scheelt voor onze Catalaan en onze Bask: een van de trainers, Paul Simonis, spreekt uitstekend Spaans.
Er zit een zekere romantiek in het huidige Kowet. Voetbal is een kwestie van geschiedenis schrijven en dit internationale hoofdstuk kan wel eens kort en krachtig zijn. De mannen van het roodgele Spanje hebben bij de roodgele club van Nederland een contract voor een jaar. Dat jaar gaat zo voorbij. Zeker omdat voor verveling tegenwoordig weinig tijd meer is. Het voetbal is ook in Deventer dermate geëvolueerd dat ze er dag en nacht mee bezig zijn. Vroeg op de club, eerst even wat video’s bekijken van wedstrijden en situaties die beter moeten of kansen bieden, dan intens en lang trainen, vervolgens weer die filmpjes want wat ging goed en wat ging fout, krachthonk in, weer alles digitaal bekijken, want alles draait om data, volume en inhoud. Thuis wacht voor het vermoeide lijf dan de bank, de play station, het appen met thuis, de een in het Baskisch, de ander in het Catalaans.
Maar toch. Denk aan Alvarez bij Ajax, Madueke bij PSV, ach zovelen die de moedige stap zetten van Noord naar Zuid of van Zuid naar Noord. Het is niet gemakkelijk, het kost tijd te wennen. Eenzaamheid ligt op de loer, straks wordt het ook nog eens kerst, te hoge verwachtingen werken verstikkend, je bent ergens nog zo jong en wat weet je nu werkelijk van het leven? Bij Go Ahead zitten gelukkig mensen die dit begrijpen. Mensen als Adrie Steenbergen en een heel team begeleiders, die alles doen om een warm nest te creëren in Deventer en omstreken. Zodat gasten als Bourhane, Heil, Cardona en Córdoba er snel doorheen komen, hun lijven steeds meer minuten topvoetbal aankunnen, hun breinen alle indrukken met een lach verwerken en ze daadwerkelijk lid worden van de roodgele familie. Zodat ze niet de passanten zijn die na een jaar weer adios, auf wiedersehen of au revoir zeggen, maar met gedeelde vreugde de vijftiende plek, hun eerste kampioenschap, vieren op de Brink.
Het is een mooi beeld. De wereld komt bij elkaar in een kleedkamer aan de Vetkampstraat. In die wereld schrijven de verhalen zich in alle talen, maar louter in roodgele kleuren. Waar hun wieg ook stond, hoe hun weg ook liep, dit jaar zijn het allemaal onze jongens.