Wekelijks delen bekenden met roodgele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Voor dit seizoen zijn dit Erdal Ascipinar, Robert Heukels, Edwin Lugt en Martijn Jongbloed. Vandaag ‘good old’ Robert Heukels!
Ik geef het toe. Ik ben ergens een softie. Steeds weer kijk ik naar de bank van een voetbalelftal en leef mee. Daar zitten ze. De mannen die geen basis zijn. Soms omdat er een spiertje net niet lekker op spanning staat, soms omdat ze net griep hebben gehad, vaker is een ander net wat beter in vorm dan zij. Zelf ben ik jeugdtrainer en heb ik 23 spelers op mijn lijst. Ik moet er meer teleurstellen dan ik blij maak. Verschrikkelijk.
Bij Go Ahead Eagles zag ik in de vorige twee seizoenen menigmaal Enric Llansana zitten. Keurig kapsel, knap gezicht, vuur in de ogen, maar altijd weer dat zitten op die bank. Zonder Rommens geen goede Linthorst, zonder Linthorst geen goede Rommens. Soms zijn koppeltjes wonderlijke uitvindingen. Kom er dan maar eens tussen.
Dit seizoen staat er een andere maan voor Llansana. Een nieuwe trainer, ook eentje met wat Spaanse invloeden. Die trainer ziet iets in hem, herkent wellicht iets in hem en besluit het: Llansana is basis. Een koppeltje met Calvin Twigt wordt uitgeprobeerd, soms mag Mathis Suray ernaast en de minst logische connectie, die met Evert Linthorst, wordt ook geprobeerd, maar hoe dan ook: Llansana gaat niet meer banken, die krijgt het volle vertrouwen. En kijk eens. Hij bloeit op. Waar Hake hem lang niet altijd zag staan, voelt hij nu: dit is het moment. Plots is er die klik met Linthorst, plots blijken ze wel degelijk complementair, plots tillen ze schouder aan schouder het hele team in een blauwdruk en valt alles op zijn plek.
Tegen Ajax zagen we heel even de kwetsbaarheid van Llansana, iets waar Hake wellicht wat bevreesd voor was. Soms is hij net iets te gretig, net iets te enthousiast, net iets te voorbarig. De bal zeilde over zijn hoofd en hij kon springen wat ie wilde, maar hij kon niet bij die boogbal van Henderson, in zijn rug dook Klaassen op en: tegengoal. Zijn fout? Misschien. Maar niemand die er iets over zei. Llansana was immers de beste man van het veld. Hij vrat het Ajax-middenveld op alsof hij Pac-man speelde, hij was de box-to-box speler die twee paar longen leek te hebben, hij scoorde die geweldige goal en alleen de handen van Klaassen konden voorkomen dat hij een tweede erin kogelde. Llansana, perfect in zijn rug gedekt door de strateeg Linthorst, blonk uit als de speler die wist dat er eindelijk volop vertrouwen was. Het vertrouwen dat medespelers al veel langer in hem hadden, het vertrouwen dat nu met een grote V om hem heen hangt.
Ik keek naar de Llansana-loze bank en leed mee met Stokkers die op een hoogst ongelukkig moment ziek was geworden. Ik dacht aan de youngsters Twigt en Suray die plots even geduld moeten hebben en zich in een ongekende concurrentiestrijd moeten werpen. Ik dacht aan Dirksen, ook al op zo’n klote moment geblesseerd geraakt, nu komt ie terug, maar ja. Zie maar eens net zo goed te worden als Kramer of Nauber, mannen in bloedvorm die zelfs Amofa op de bank houden. En wat te denken van Everink, die zo goed op weg was en nu ziet hoe Deijl, James en Adelgaard de sterren van de hemel spelen. En dan zit er ook nog eens een heel goeie Belgische doelman.
Maar dan zie ik Llansana en dan zie ik de hoop die je immer moet houden. Ook als je nummer 12 draagt is de hoop het vuur. Ik hoor in gedachten ‘Don’t give up’, het weemoedige lied van Peter Gabriel en Kate Bush. En ik denk aan de wijsheid dat de breedte en de kracht van je bank het succes bepalen. Zitvlees kweken is rot, maar de roem is nooit ver weg. Het bewijs: Llansana. Na afloop zag ik hem stralen en schijnen. Na afloop wist ik: daar is de volgende speler die ons ooit zal verlaten voor een groter avontuur. Enric Llansana is het voorbeeld van de man die niet opgaf en die nu mag schitteren in zijn prime. Voetbal kan soms zo verdomde mooi zijn.