Wekelijks delen vier bekende Deventenaren met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Roy Beumer wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Ditmaal is het de beurt aan Robert Heukels.
Voor altijd Obiekulu, maar liever niet meer ‘o-bie-ku-lu’
Het zijn verwarrende tijden met de nodige uitdagingen. Toen Covid-19 ons in de greep kreeg, kwam er een golf van angst, onbehagen en doemdenken over de wereld, maar al snel kwamen er ook positieve wendingen. Meer aandacht voor helden uit de zorg, meer eensgezindheid. We waren immers allemaal de klos, het virus discrimineerde niet. Daarbij, ik vond het een verademing even teruggeworpen te worden in de schoot van geliefden, even niet die rat race, even dat tempo naar beneden, even wat extra aandacht aan de ouderen die dat echt nodig hadden.
In die beginfase van corona kon ik me niet voorstellen dat we enkele maanden later al weer flink aan het polariseren zouden zijn, maar door de brute moord op George Floyd staat de wereld wederom in brand. Het is een even opwindende als gevaarlijke tijd, omdat het lijkt alsof we in ons brein al die heftigheid maar moeilijk kunnen managen. We hebben met ons allen nogal wat voor de kiezen gekregen in amper een paar maanden tijd. De zorg, de dreigende economische crisis, het verlies van velen. En juist als er meer behoefte dan ooit is aan saamhorigheid, plots het racismedebat dat al veel en veel en veel eerder gevoerd had moeten worden.
Het is niet zo heel moeilijk verbijsterd te raken door de extreme reacties van alle kanten. Aan de uitersten van de polen gillen ze het hardst en de media smullen van mensen die kort door de bocht gaan. Het verontrustende zit hem erin dat er zoveel mensen zenden en zo weinig mensen daadwerkelijk luisteren. In deze tijden ben ik dan altijd blij dat ik gewoon een nuchtere Deventenaar ben die liever de nuance zoekt. Ik denk al snel: hoe lossen we het op?
Wat kunnen wij doen? In ieder geval luisteren. Proberen te begrijpen. Invoelen.
Als ik naar ons kijk en met ‘ons’ bedoel ik ‘wij roodgelen van Kowet’ denk ik dan al snel aan Colin Kazim-Richards, de spits van Feyenoord, die niet begreep waarom een deel van het Deventer publiek “o-bie-ku-lu!” riep zodra hij aan de bal kwam. Destijds kwam er al ellende van, maar in deze dagen zou het helemaal een ding zijn geweest. En de argumenten kun je uittekenen. “Schandelijk!” “Walgelijk!” “Nee, het is niet racistisch bedoeld, Obiekulu is onze cultheld, geen scheldwoord, maar een geuzennaam.” “En het is humor, een bepaalde vorm van humor, maar echt niet meer dan dat.” “Als we dat al niet meer kunnen roepen! We laten ons niet uitmaken voor racist!”
Voor mij voelde het ongemakkelijk en dat voelt het nog steeds. Het roepen van “o-bie-ku-lu” gebeurt alleen bij gekleurde tegenstanders. In het seizoen waarin we tegen Kazim-Richards speelden, stonden bij ons Gilliano Wijnaldum, Fernando Lewis, Lesley de Sa en Glynor Plet onder contract. Als zij aan de bal kwamen, riep ons publiek geen “o-bie-ku-lu”. Het bijzondere is ook dat Kazim-Richards alleen in zijn kleur gelijkenis toont met Kingsley Obiekwu, zoals hij officieel heet. Daar zit de crux. Het gebeurt nooit dat wanneer een bonkige, ietwat gezette spits van de tegenpartij de bal krijgt er “Ceesie van Kooten” wordt gescandeerd, een speler met een matje wordt niet als “Den-nis Huls-hoff!” gezien en ook andere roodgele culthelden worden niet geassocieerd met tegenstanders die met hun uiterlijk enige gelijkenis vertonen.
Wat is het dan wel? Waarom zingt een groep “o-bie-ku-lu” als er een speler van de tegenpartij met een donker uiterlijk een corner komt nemen.
Ik geloof niet dat het racisme is, ik geloof niet dat het kwaadaardig bedoeld is, ik denk zeker dat het typische humor is. Misschien is het ook niet alleen de vraag waaróm het gebeurt, maar is het nu vooral de vraag wat het voor impact heeft. Ik kan me heel goed voorstellen dat het pijn doet, dat het rot voelt, dat het niet begrepen wordt. Kazim-Richards had uiteraard geen idee wie Obiekulu was, hij hoorde slechts de klanken als hij de bal beroerde. Een speler, die tijdens de wedstrijd toch al in de emotie leeft, kan er door geraakt worden. De intentie is misschien ook wel: een speler uit zijn evenwicht brengen. Waarom doe je het immers alleen bij tegenstanders? Komt het in de sfeer van “You fat bastard”? De vraag is of je daar iemand mee beledigt, zo dik zijn die keepers tegenwoordig niet, maar het punt is: in feite zeg je met het roepen van “o-bie-ku-lu”: jij hebt een kleurtje. Waarom zou je dat doen?
Hoe meer je erover nadenkt, hoe lastiger ik het vind, dat “o-bie-ku-lu”. Omdat ik weet dat er veel gezwegen is, dat spelers met een donkere huidskleur veel hebben ingeslikt. De racisme-kaart moet en mag ook niet te veel getrokken worden, de discussie van nu moet zuiver blijven en we zien avond aan avond, zeker bij een programma als Veronica Inside, hoe ongelooflijk lastig dat is. Struin op twitter en je schrikt je helemaal kapot. Wilde beschuldigingen aan de ene kant, woeste reacties aan de andere kant. Mensen luisteren niet, mensen voelen niet in, ze zenden.
Zo zijn wij niet in Deventer. Ik ben fan van mijn Kowet-publiek, het allermooiste, meest dierbare publiek. Het is een publiek waar ik familie van ben, waar ik van houd. Wat ons verbindt: roots. Deventer. Roodgeel. Trots. Maar ook: spitsvondigheid, rauwe grappen, aparte humor, geweldige spandoeken. Het zou mooi zijn als het altijd zo blijft, maar het zou nog mooier zijn als we het hoofdstuk “o-bie-ku-lu” afsluiten. De cultheld mag voor eeuwig geëerd, maar de vraag is nu wel of we het niet op een wijzere manier kunnen doen. Wie goed luistert naar wat er leeft in de samenleving, weet dat Frank Boeijen al decennia het enige juiste zingt: denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit, maar in de kleur van je hart. Als je zo denkt, zie je nooit meer de reus Obiekulu voor je als een piepkleine linksbuiten van de tegenpartij met toevallig ook een kleur een corner neemt…