Willum en Jordan
Steeds weer moet ik denken aan dat ene beeld. Het stond volgens mij in de Voetbal International. Willum Willumsson, een van de bewoners aan de Keizerstraat in Deventer, zou een vast loopje hebben naar de Spar. Dat lange lijf moet natuurlijk de godganse dag gevoed worden met eten en drinken, dat houdt nooit op, die trek. De held uit IJsland, zuchtend verheft hij zich van de bank en gaat dan op pantoffels of slippers, slof-slof de Spar in voor een reep, een vruchtendrankje, een Snelle Jelle. Het is een ontroerend, schitterend beeld.
Het is een ronduit bizar gevoel weer fan te zijn van een voetballer van Go Ahead Eagles. Goed, toegegeven, voor mij zijn de roodgele spelers al jarenlang als zonen, maar echt fan? Zoals je dat als kind bent? Dat je op een grasveldje de hele tijd gilt dat je Kristiansen bent of Van Kooten? Dat als je de bal op je zevenjarige hoofd kreeg in de speeltuin je met enige verrukking in je stem zei dat je kopte als Oude Wesselink?
Zelfs niet toen Bosvelt, Heering, Hulshoff met hun hardrock-voetbal mij in vuur en vlam zetten. Zelfs niet toen Yildirim zes keer op één avond scoorde. Zelfs niet toen Vriends en Falkenburg roodgele helden waren. En zelfs niet toen Kuipers ons terug kopte naar de eredivisie. Ik bewonder velen, maar dat je daadwerkelijk voelt: ik ben blind idolaat van een speler, echt… fan? Ik heb dat gevoel dertig jaar gemist. Na het tijdperk-Van Kooten kroop de kinderlijke, redeloze bewondering bij me weg. En zeker toen ik journalist werd en een zekere distantie gewenst was, kwam het gevoel voor een individuele speler niet verder dan sympathie.
Maar dit zijn wonderlijke tijden. Inmiddels 54 jaar jong kijk ik met kloppend hart naar dit Kowet van onze Willum. Het is diep binnen gedrongen in mijn hart en dat zit hem niet in die ongelooflijke zesde plek. Het zit hem in de mensen. In alle geledingen –spelers, staf, bestuur, supporters- zit iets zuivers en puurs wat moeilijk te vatten is in woorden, maar wat ver afstaat van het gruwelijke grootse van het miljardencircus dat voetbal is geworden.
Daarover gesproken. Ik las dat Ajax, zondag de tegenstander van Go Ahead met als inzet de vijfde plek, een oogje had laten vallen op oud-Liverpool-captain Jordan Henderson. Ik moest echt even opzoeken waar deze 33-jarige verdwaald was geraakt, maar dat bleek bij het Saudische El Ettifaq. Zandbak dus, miljoenen op de bankrekening, er kon wel wat meer bij. Maar och, hij was er niet gelukkig.
Dat is Ajax momenteel ook niet echt, dus wie weet. Het zijn van die bizarre berichten die ons, inwoners van Amsterdam, al jaren teisteren. Het drama rondom de rijkste club van Nederland is zo absurd dat het alle gevoel uit je zuigt. Zoals de Telegraaf kopte: ‘John van ’t Schip staat met gammel Ajax voor monsterklus.’ Go Ahead ontvangt een gewond dier zondag, zoveel is zeker.
Het zou Willum Willumsson te kort doen als mijn afkeer van de grote gekte rondom het grote geld gelinkt wordt aan mijn bekentenis dat ik eindelijk weer een fan ben van een voetballer. Het zou niet helemaal zuiver zijn om te zeggen dat de contrasten me daartoe dwingen. Toch speelt het een rol, merk ik, want meer dan ooit zou de wereld deugen wanneer Go Ahead Eagles juist nu Ajax zou verslaan. In Deventer hangt de geur van bloed, zweet en tranen, waarover ze in Amsterdam zo graag zingen.
Ongeacht de uitslag zal een ding beklijven. Winst en verlies maken ineens minder het verschil als in je hart het fan-schap weer leeft. Zoals ik Van Kooten, Kristiansen en Oude Wesselink iedere keer vergaf als er een sof was, ze bleven toch wel de beste spelers van de wereld, zo volg ik nu Willum Willumsson. Die in mijn gedachten nog een keer de Spar in sloft. Ditmaal voor de wax die in de aanbieding is en de deze week net wat goedkopere tandenborstels van het merk Jordan. Poetsen maar.