Wekelijks delen vier bekende Deventenaren met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Roy Beumer wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Ditmaal is het de beurt aan Robert Heukels.
Tussen mijmeringen en hoop…
Go Ahead is niet te kraken. Schitterende zin. En tevens de essentie van onze club, die in al zijn ruige weerbarstigheid iedere tegenslag en teleurstelling trotseert. In moeilijke, arme, domme of rare tijden zijn het altijd weer de echte roodgele clubmensen die met geweldige vondsten komen, immer voetbal-gerelateerd, of het nu met een middenstip, een stadionmuur of –zoals nu- een boek over 100 jaar Vetkampstraat te maken heeft. Groots, dat diepgewortelde besef van roots en wie we zijn.
In deze tijden van nostalgie denk ik altijd even aan 16 oktober 1976. Die dag voltrok zich een klein wonder in mijn leven. Mijn oom, controleur op de IJsseltribune, zei: ‘Spring maar achterop, je mag mee naar de wedstrijd.’ Die dag stond ik tussen 16.000 mensen en werd ik betoverd. Het stonk naar pisbakken, sigarenrook en oud zweet, de mannen voor me droegen regenjassen en hoeden en bulderden als gekken. Tot twee keer toe werd ik verpulverd door euforie. John Oude Wesselink 1-0, Cees van Kooten 2-1. Maar de tegenstander van die dag was het machinale PSV van Kees Rijvers, met mannen als Jan van Beveren, de broertjes Van de Kerkhof, de Zweedse bakkebaardenspits Ralf Edström en Skiete Willy, oftewel Willy van der Kuijlen. We wonnen niet, ene Paul Postema kwam er na de rust in en schoot de tranen in mijn ogen met een zuivere hattrick, 2-5. Ik moest ook huilen door al die rook en het verdriet van al die mannen om me heen. Vanaf dat moment woonde ik niet alleen thuis, maar ook in de Adelaarshorst.
Ik kijk soms nog naar de opstelling van toen. Endeman; Strijdveen, Lodeweges, Oude Wesselink, Kist; Koopman, Walbeek, Salfischberger, Woudsma; Van Kooten, Vuskovic. De invallers waren Martin Haar en Terry Hendriks. De trainer was Wiel Coerver. Kappen en draaien ging al best aardig, een wedstrijd winnen was lastiger. In 2014 deden we het beter, maar ook toen hielden we de voorsprong niet vast. Antonia en Falkenburg scoorden, maar ondanks ons geweldige spel debuteerde ook mijn zoon –hij liep aan de hand van Xander Houtkoop het veld op- met een nederlaag tegen PSV door opvliegingen van Depay, Locadia en Ruiz. Gelukkig was ik er ook bij tijdens de versies van 1979 en 1983. We wonnen beide keren met 2-1 en de helden waren Oude Wesselink, Van Kooten, Bosman en Small.
Je kunt je er enorm in verliezen, in al die fijne herinneringen, en het is ook een beetje wegduiken voor het nu. De komende 100 jaar aan de Vetkampstraat, hoe gaat dat worden? Voorlopig hebben we werkelijk geen idee wanneer er weer een bal gaat rollen, wie er van roodgeel dan in het veld staan en wie naast trainer Kees van Wonderen de bank bevolken. Zal de coronacrisis tot een zekere nivellering leiden of wordt de macht van het geld straks nog duidelijker zichtbaar? Komen we wellicht heel langzaam in een fase waarin wat grote talenten vanuit de jeugd brutaal gaan doorbreken?
Zoals ik al eerder schreef is het aan de beleidsbepalers van nu vanuit een heldere visie en structuur de club opnieuw uit te vinden. Een dankbare taak, maar krankzinnig ingewikkeld en alleen te dragen als de koers breed gedeeld wordt. Ik kijk reikhalzend uit naar het verhaal van Kroes, Bosvelt en Van Dop. Wat gaan we doen en vooral: waarom?
Een eerlijke, open communicatie is in deze tijden key. Daar hebben al die roodgelen recht op. Het gaat om het wij-gevoel: het is ‘onze missie’, ‘onze droom’, ‘onze weg’. In moeilijke tijden zijn ‘wij’ niet te kraken. Nooit. Aan de Vetkampstraat verzamelen zich al honderd jaar mensen die de club samen dragen, verfoeien, beminnen en door storm en onweer heen steunen. Mijn oom, die me in 1976 inwijdde in wat bijna een religieuze belevenis was, voetbal aan de Vetkampstraat, was zo’n man. Hij deed alles voor niks, alles voor de club. De hele dag kon hij praten over niets anders dan Kowet. Zijn prestaties van vroeger op het veld, de prestaties van de mannen in de jaren zeventig, verleden en heden breidde hij in talrijke anekdotes aan elkaar.
Ik herinner me goed hoe de regionale media in mijn jeugdjaren alles maar dan ook alles wat er in de Adelaarshorst gebeurde, wat er in de catacomben besproken en bedacht werd, groots en meeslepend naar buiten brachten. De gouden jaren van Wil van der Plas en Harry Brink, later Ruud de Jager, Henk Stouwdam, Wilko ten Dam, Renze Lolkema, Peter Wekking. Waar je ook je vis kocht, je voetbalplaatjes, of je bij de kapper of de tandarts was, het ging over Kowet.
De tijden zijn veranderd, maar ook weer niet. Nieuwe jochies van zeven jaar komen straks voor het eerst naar het stadion. De helden die zij dan zien, zullen altijd in hun herinnering blijven.
De verhalen van de toekomst zullen samen geschreven moeten worden. Er ligt voor de huidige beleidsbepalers en de afdeling pr en communicatie van Go Ahead een gouden kans. Juist nu moeten de trouwe supporters een helder verhaal kunnen omarmen om samen nieuwe avonturen aan te vliegen. Een crisis schreeuwt om dromen, om hoop, om visie, een goed en eerlijk verhaal. Kowet als bron van troost, vreugde en beleving, een club die ook over 100 jaar niet te kraken zal zijn. Ik ben benieuwd naar dat heldere verhaal, sterker: ik hunker ernaar om erin te kunnen geloven en het te kunnen omarmen.