Wekelijks delen vier bekende Deventenaren met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Jan-Willem van Dop wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Vandaag dus de beurt aan Robert Heukels…
Tot Kees kwam
Op de Zandweerd kon je in sommige delen maar beter niet komen. Er werd snel en graag gevochten, op een bloedneus meer of minder werd niet gekeken. De mannen rookten en dronken pils op de stoepjes voor hun huis, ze tuften in een Datsun rond, de vrouwen droegen vuile schorten en een permanentje, hun dochters sprongen touwtje en hun zonen speelden op pleintjes en afgetrapte veldjes. We waren met veel en we konden allemaal voetballen.
De jaren zeventig liepen op hun eind en overal stonk het naar de fabrieken en oud zweet. In Moskou aan de IJssel gingen weinigen naar de kerk, maar toch was het iedere twee weken hoogmis. Zaterdagavond, half acht, Go Ahead. We wurmden ons in eindeloze rijen aan de Brinkgreverweg, snelden het trappetje op en daar vloog al weer iemand door de lucht, de B-Side had er zin in.
In de lente van 1978 was Cees van Kooten onsterfelijk geworden door met een zweepslag twee ballen klaar te koppen voor Stef Walbeek. Daardoor speelden we nog steeds eredivisie. Het gekke was dat met een nieuwe trainer, Joop Brand, die roodgele lente werd doorgetrokken tot de winter. We speelden ongelooflijk goed in die tijd en konden ons geluk niet op. De Deense middenvelder Tommy Kristiansen toverde aan de lopende band, Knakkie en JOW heersten achterin als vorsten, Jan Endeman brak door als een sensationeel vliegende doelman, Martin Koopman liep de honderd meter binnen de elf seconden en voorin kon je het uittekenen: JoJo Körver, Cees van Kooten en Jantje Groeneweg zorgden met snelheid, kopkracht en torinstinct voor spanning en sensatie.
In die gelukzalige maanden konden we niet wachten tot op woensdag de Voetbal International (nog met volop tabaksreclames) op de mat plofte. Daarin stonden de torenhoge rapportcijfers van onze helden en de ongelooflijke stand: we stonden in het linker-rijtje. Joop Brand was de Erik ten Hag van de jaren zeventig, hij presteerde iets wat eigenlijk niet kon. Onze jongens die in verrukkelijke nieuwe tenues speelden (met de rode baan in het midden) hadden blosjes op de wangen en liepen met flair alles en iedereen aan gort. Op straat wilde je niet langer Rensenbrink of Cruijff zijn, maar Salfischberger of Woudsma, het nieuwe talent dat met machtige sprints van zestien meter naar zestien meter trok.
Lang duurde het geluk niet, Joop Brand kreeg al snel hoogtevrees, aldus wat grappige types van weleer, plots vertrok de tovenaar uit de Adelaarshorst. Officieel vanwege privéredenen, de dagelijkse tochten van Haarlem naar Deventer en vice versa werden hem fataal. Manager Bob Maaskant deed het vervolgens een paar jaartjes reuze aardig als trainer en we hobbelden als vanouds tussen plek tien en veertien totdat in 1987 het touwtje toch nog brak en we tot 1992 in de eerste divisie moesten bijkomen van de degradatie.
Voor mijn generatie werd het nooit meer zo mooi als in 1978/1979, hoewel Henk ten Cate zijn jongens nog eens op een tijdelijke zesde plek parkeerde en Foeke Booy een kleine tien jaar geleden prachtig goochelde met een naar Erik ten Hag stinkend team vol belofte en klasse.
Ach, het is allemaal nostalgie en natuurlijk heeft iedere generatie zijn eigen helden, maar toch… eind jaren zeventig, dat is best lang geleden.
Ik tuur naar de foto van toen en herken de neef van Kees Kist, terriër Teun. Goede linksback. Good old Nico van Zoghel tussen de jonkies Endeman en Kluitenberg. Ik zie krullen en matjes, kapper Ad Peters zal er in die tijd een hoop werk aan hebben gehad. De snorren bij Stef en Sjaak. De jeugdige bleuheid bij Dwight, Wim en Martin. Masseur Jan en assistent Ruud die slordig de ritsen op half acht hebben hangen, de blikken die allemaal naar een andere fotograaf gaan dan naar die van Voetbal International, het is heerlijk ongekunsteld en hap-snap.
Ik sluit mijn ogen en zie de dribbels van Tommy, het beuken van Cees, de doorbraken van JoJo Jeans en ik ruik tabak, pis en regen. Het oorverdovende gejuich. Een stadion dat trilt. Nooit meer zo’n mooi team als toen. Nooit meer zo’n grote trots. Nooit meer het gevoel dat we stoutmoedig tot de echt grote jongens behoorden. Nooit meer het VI-elftal van de Week met negens voor spelers als Tommy. Nooit meer het gevoel dat het gewoon niet fout kon.
Tot Kees kwam.
En de geschiedenis werd herschreven.