Wekelijks delen vier bekende Deventenaren, met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Roy Beumer wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Ditmaal is het de beurt aan Robert Heukels.
Als je niet naar de top wilt, maar moet
Het was 1 september 2014 toen Deniz Türüç werd gekozen tot Maatschappelijk Eredivisie-Speler van het Jaar. Ik vond dat prachtig, maar het werd pas echt mooi toen ik Deniz kon voorstellen aan de man met wie ik jaren had samengewerkt, Louis van Gaal. We zagen er allemaal uit als een stel pinguïns die avond, want ja, Voetbalgala, alles goud, black tie en glitterende jurken, afschuwelijk natuurlijk, maar Deniz had een kek pak aangetrokken en een fijne stropdas. Zijn doel was duidelijk: niet alleen een goede voetballer zijn, ook een goed mens. Daarom kreeg ie de prijs en daarom vroeg hij me bescheiden maar beslist of ik hem alsjeblieft wilde voorstellen aan de man die ooit Het Totale Mens Principe in het Nederlands voetbal had geïntroduceerd: Louis van Gaal. Dat werd een geweldige dialoog tussen die twee. Louis vond Deniz fan-tas-tisch en een voorbeeld voor de jeugd. Ik kon alleen maar knikken.
Niet veel later, eind oktober was het inmiddels, werd teammanager Adrie Steenbergen niet lekker na de wedstrijd tegen Ajax. Godzijdank gaat het allang weer top met deze topper, maar toen waren we met ons allen best een beetje in paniek. Of ik niet even op de bank wilde zitten als vervanger van Adrie, was het idee van Foeke Booy en de spelers. Ik zat er nauwelijks op of Deniz zette een tackle in bij een 1-0 stand tegen Heracles. Rood. Ik keek naar hem en vermoedde dat hij de vierde man ging aanvallen, dus sprong ik er tussen, alsof ik in staat was zo’n sterke jongen tegen te houden. Gelukkig kalmeerde Deniz, sprak Evert ten Napel op Fox lovende woorden en stonden we samen gezellig verstrengeld in alle media, zoals De Volkskrant (zie foto). Later besloten we dat dit ons een leven lang zou verbinden, maar op dat moment had ik een hartslag die ongezond hoog was en voelde ik plaatsvervangend de onmacht van Deniz.
De tackle, terecht rood overigens, was een uiting van zijn frustratie. Hij wilde iets wat hem steeds meer door zijn vingers glipte. Hij wilde naar de top, hij wilde progressie, hij wilde van plek dertien van Nederland via plek 5 naar plek 1 en als dat niet kon, dan wilde Deniz naar het buitenland. Hij was de vleesgeworden ambitie en de beste erfgenaam van het gedachtegoed van Erik ten Hag die voetbal als vak zag en dromen najaagde als een bezetene.
Ik hield van Deniz. Alleen Bart Vriends en hij hadden een drive die dag en nacht doorging. Als roodgeel verloor, konden ze wel janken. Als roodgeel won, knalde de blijdschap uit hun lijf en spatte het vuur uit hun ogen. Deniz was altijd bezig met dat ene: de droom. Aan zijn voeten lag altijd een bal. In zijn hoofd: louter voetbal, zijn vrouw, zijn kind, dan weer voetbal. Geen andere speler vroeg zoveel aan mij over het Ajax van de jaren negentig, de lessen van Louis van Gaal, de leefwijzes van de grote spelers. Als ik wel eens een speech hield voor de groep, zag ik altijd zijn open gezicht. Deniz inhaleerde. Grote, belangstellende ogen, hij slurpte alles op. Maar hij was Go Ahead ontstegen, hij zat nog in het denken van Ten Hag, hij wilde de grote stappen vooruit blijven maken. Wat in de kleedkamer gebeurt, blijft in de kleedkamer, maar ik heb Deniz daar zien lijden. Omdat zijn vuur, zijn ambitie, zijn maniakale drang beter te willen worden te groot was voor de muren van de Adelaarshorst. Het deed hem geen goed, hij wilde op het laatste het liefst zijn eigen vrije trappen er nog in koppen.
Deniz was one of a kind. Toen hij –gespot door Michel Boerebach die het meteen in hem zag- bij de club kwam was hij een nobody. Joey Suk was op zijn plek een grote meneer en toen die halverwege het seizoen vertrok was er best een beetje paniek. Wat nu? Erik ten Hag wist het allang. Hij had er eentje die nog beter was. Nog completer, nog sterker en vooral: nog meer van zins het echt te maken. Een danser en een vechter ineen, een type Edgar Davids. Ten Hag zette de vrij onbekende Deniz er gewoon in en maakte daarmee Sjoerd Overgoor en Quincy Promes nog beter dan ze al waren. Wat een middenveld stond daar ineens. Techniek, plezier, steekpasses, vechtlust, macho, topfit. De basis voor de promotie was gelegd, de puzzel compleet, de balans gevonden.
Het seizoen daarna, in de eredivisie, was Deniz geweldig. Jong Oranje was zijn beloning en vol vuur zette hij hele wedstrijden naar zijn hand. Ik zie ons nog op de barbecue in de tuin van Hans de Vroome praten na dat zinderende seizoen. We wisten allebei wat er ging gebeuren. De tol van het succes gingen we betalen. Erik Falkenburg weg. Doke Schmidt weg. Ridgeciano Haps terug naar AZ. Xander Houtkoop en Jarchinio Antonia weg. Alle gasten met hart en ziel gingen oogsten na een topjaar. Deniz en Bart mochten niet weg, als we hen zouden verliezen, waren we verloren. Wie zou het vuur in de kleedkamer dan nog aansteken? Als zij gingen, verloren we ons hart.
Enfin. Deniz bleef en kon het niet alleen. Hij ging met een degradatie op zijn cv. De jaren zijn vergleden en het vuur van Ten Hag en zijn discipelen is nooit meer zo opgelaaid als toen. Het vuur van Deniz ontstak daarentegen altijd en overal. In Turkije raasde hij over de velden, zijn passes en schoten zetten de boel in lichterlaaie en zijn leiderschap werd onomstreden. Laatst zag ik hoe hij in het Turkse nationale elftal even een vrije trap vlak buiten de zestien nam en op geniale wijze in de hoek krulde. Zijn juichen daarna: een orkaan van vreugde.
Er zijn weinig jongens, weinig mannen zoals Deniz. Met zo’n wilskracht, zo’n overgave; zeldzaam. De beleving die hij heeft zou normaal moeten zijn, maar bijna niemand die het in die mate kan opbrengen. We hebben er nog altijd een hoop lol van, alleen als Quincy Promes of hij van club wisselen, rinkelt de kassa in de Vetkampstraat als een dolle. Dankjewel Deniz, prevel ik dan zachtjes, want eigenlijk vind ik dat Deniz een van de weinige spelers is die een club veel meer geeft dan een club hem ooit kan geven.
De trots die ik voel als ik hem dan op het absolute topniveau zie schijnen, strijdt met weemoed. Wie is er na hem nog in het roodgeel gehesen die de club zo’n boost kon geven, die zo belichaamt dat ambitie en vuur noodzaak zijn in het voetbal? Daniel Crowley had het en die speelt nu ook op hoog niveau, Quincy Promes had het en die zit bij Ajax, Bart Vriends, Xandro Schenk en Alex Schalk hadden het en die spelen rondom hun persoonlijke plafond. Dat waren precies de jongens die altijd extra werkten, altijd na de lunch nog even tekeer gingen om beter te worden.
Ik denk het wel eens. Het gaat met Go Ahead pas echt weer wat worden als nieuwe Denizzen in de kleedkamer verschijnen. Gasten die niet naar de top willen, maar ernaartoe moeten. Het helpt als mensen ze zien, zoals Boerebach en Ten Hag Deniz zagen, het helpt als er in de slipstream een paar mafkezen meewillen in de gekte. Wie van dit Go Ahead gaat dat vuur ontsteken? Een spannende vraag, waar ik voorlopig nog geen antwoord op heb. Tot die tijd hoop ik dat Adrie soms de huidige spelers nog eens influistert over wie Deniz is. En dat het nog maar kort geleden was, dat ie gewoon in de kleedkamer van Kowet zat. Dat als je er echt voor gaat, het kan gebeuren. Scoren in een interland. Quincy doet het, Deniz doet het nu ook. De herinnering kleurt die goals roodgeel. De toekomst is aan nieuwe dromen en nieuwe namen….