Wekelijks delen vier bekende Deventenaren, met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Roy Beumer wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Ditmaal is het de beurt aan Robert Heukels.
Nieuw seizoen, nieuwe wensen
In de hoofdstad waar ik woon en werk zijn opvallend veel mensen met een roodgeel hart. Go-Ahead oogst grenzeloos veel sympathie, de romantiek rondom de Vetkampstraat werpt zijn schaduwen alle kanten op. Iedereen hoopt ieder jaar hetzelfde. Dat het Kowet maar goed mag gaan. Rondom Ajax is de liefde voor Go-Ahead gevoed door het verleden. Erik ten Hag, Marc Overmars, Quincy Promes, er loopt een onuitwisbare roodgele bloedbaan mee. Ook in de begeleiders-staf zitten mensen met een Deventer verleden, maar niet iedereen slaat me de schouders beurs. Toen ik laatst met Heini Otto een koffietje dronk op De Toekomst en ik hem vertelde van mijn afkomst, kromp hij ineen. ‘Go-Ahead…’ stamelde hij. ‘Dat heeft me twee keer pijn gedaan. 1978, FC Amsterdam. 1992, FC Den Haag. Eerst Van Kooten en Walbeek, toen Boere en Arts. Maar mooie club, Go-Ahead, alleen ik denk er niet graag aan.’ Ik begreep het. Twee keer degraderen door toedoen van dezelfde club, dat is geen pretje.
Ondanks al die warme belangstelling voor Kowet, merk ik ook dat -voor het eerst sinds jaren- mensen buiten Deventer het spoor een beetje bijster raken. Ik kan me dat voorstellen. We hebben weer een nieuwe trainer, weer een karrenvracht aan nieuwe spelers, we hebben onze grootste smaakmakers uitgezwaaid en in een paar jaar tijd zoveel koerswijzigingen doorgevoerd dat het lastig is de club te duiden. Laatst zag ik nog een line-up van de 25 spelers en 11 begeleiders uit het jaar waarin Foeke Booy sneuvelde. Zelfs Michel Boerebach en Sjoerd Woudenberg zijn er inmiddels niet meer bij. Van al die 36 mannen is niemand meer over. We hebben het over een team dat op 19 april 2015 met 0-1 won in de Kuip van Feyenoord (zie foto). Een team van slechts vier jaar geleden. Besef: 36 mensen in een kleedkamer en slechts de vrouw die er toen bij was, is er nog van over. Carla: Eagle voor het leven.
In de jaren na de degradatie in 2015 is het een komen en gaan geweest van gelukszoekers. Trainers, spelers, dokters, td’s, fysio’s, wijsneuzen, ego’s, visionairen, plucheplakkers en natuurlijk ook mensen die het heus goed met de club voorhebben, ze konden niet voorkomen dat bijna niks beklijfde, er geen gekozen route daadwerkelijk werd uitgelopen. De enige die stoïcijns bleef, de wasmanden in en uitruimde, de namen en nummers van al die nieuwe spelers op de shirts streek en Beltrame huilend in de armen sloot na een doelpunt: Carla.
Het is ongelooflijk, de trouw van het publiek. Dat snel veroverd is, net zo snel onrustig wordt, dat iedere nederlaag ziet als een steek in het hart, iedere zege omhelst als ware het een wonder. Het is een wereld vol opportunisme en velen zullen cynisch zeggen: houd toch op, in 2019 de boel bij elkaar houden, dat is zo ouderwets. Maar herkenbaarheid is een groot goed en het is geen toeval dat succes vaak gepaard gaat met een kalme, goed doordachte visie, een structuur, met een basis waarin wat mensen langere tijd een verbond smeden.
Het is de uitdaging voor Go Ahead Eagles dat herkenbare huis nu eens te bouwen. Er is wederom een nieuw fundament, een nieuwe look. Andere staf, een selectie met een compleet ander dna dan vorig jaar. Toen: mannen van stavast, veelal Nederlandse liefhebbers. Nu: een jonger, bont gezelschap van heinde en ver, vast grilliger van karakter, wel met meer perspectief. We gooien het weer over een andere boeg en wie weet…
Soms weet ik niet of de club dat ingeslopen systeem zelf wel doorheeft. De pr-machine van Go Ahead communiceert al jaren schitterende filmpjes van de beleving, van ons, de supporters, van mannen met roodgele harten. Dat is mooi. Maar wie zijn de mannen in de kleedkamer, wat zijn hun dromen, wat komen ze bij ons zoeken? Het geluk, een doorstart, een droom? Wat zit er achter hun bloed, zweet en tranen? Wie zijn de 36 mannen van nu? Ik heb al jaren geen idee. De helden van het veld en rondom het veld zijn passanten, ze komen, ze houden hun pr-praatje, ze voetballen wat, ze gaan weer weg en we hebben ze nauwelijks gekend. Zo gaat het overal, maar bij ons wel heel extreem. Dat begint gevaarlijk te worden. Als een club vluchtig wordt, dreigt ook de beleving ooit te vertrekken.
Ze vragen het vaak, hier in de hoofdstad: wat hoop je, wat gaat Go-Ahead doen. Ze willen horen: top 3, top 5, meedoen om de prijzen. Voorlopig heb ik twee wensen: dat we aan de start staan van een proces dat structureel omhoog gaat en dat het gebeurt met mensen waarover we later met trots kunnen vertellen, omdat we ze een langere tijd echt hebben leren kennen. Op het veld. Naast het veld. Dan komt de eredivisie vanzelf wel en behouden we het mooiste wat we hebben: de beleving, de liefde voor roodgeel die zijn schaduwen zo ver uitstrekt, behalve dan tot Heini Otto.
Foto: Henny Meyerink