Wekelijks delen bekenden met roodgele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Voor dit seizoen zijn dit Erdal Ascipinar, Robert Heukels, Edwin Lugt en Martijn Jongbloed. Vandaag opnieuw de beurt aan Robert Heukels!
In een tijd waarin magnetrons en gezichtsbruiners de wereld veroverden, was Gé Voortman van FAM en van Mors het stralende middelpunt van Go Ahead Eagles. De markante voorzitter pakte zelf ook wel eens een zonnebankje en zag er altijd patent uit.
Op een goede dag in 1992 ging bij mij thuis de telefoon en vroeg Voortman of ik perschef wilde worden. Ik liep stage bij het Deventer Dagblad, maar mijn chef Ruud de Jager vond het een tof idee als ik ook de kleuren van juweel ging dienen. Een win-win tussen krant, club en mezelf, zo werd het voorgespiegeld. Voortman had geen idee wat een perschef precies moest doen, maar bij Ajax liep er al eentje rond, David Endt, dus als ik nou eens hetzelfde ging doen?
Ik vond het allemaal geweldig. Mijn VWO-vriend Jan Bos stond inmiddels in het doel, mijn jeugdvriend Alfred Knippenberg was aan het doorbreken en de Adelaarshorst was voor mij iets heiligs. Ik ging naar Piet Zoomers, mat me mezelf een foeilelijk kostuum aan met een verschrikkelijke stropdas, kreeg van Voortman een rokende en stinkende computer met een printer die een hels kabaal maakte en voordat ik het wist deelde ik een ruimte met trainer Jan Versleijen.
Mijn salaris was enorm. Ik kreeg een gezichtsbruiner cadeau (geen idee wat ik daar mee moest) en als Go Ahead won, toverde Voortman glunderend een vogel uit zijn binnenzak, zodat ik plots 250 gulden bezat, een waanzinnig bedrag in die tijd. Als Go Ahead verloor zag ik in de verte de rook van Voortmans razendsnelle bolide al om de hoek gaan, de man was een winnaar, zullen we maar zeggen.
Heerlijke tijd was het. Na de wedstrijden hielden we in een container een persconferentie en ik vergeet nooit meer het gezicht van de jonge Louis van Gaal die als Ajax-trainer iets beter gewend was dan deze luxe caravan waar al die persmuskieten ingepropt moesten worden. Er was nog geen mobiele telefonie, de techniek stond nog in de kinderschoenen en wij van Kowet maakten de media radeloos met ons gebrek aan moderniteiten. Maar, dat moet gezegd, onze persmappen waren van weergaloze kwaliteit, want Voortman zorgde voor alles.
Het waren de tijden van Peter Rufai, Jason van Blerk, Paul Bosvelt en Jeroen Boere. Het was de tijd waarin Karel Lassche nog prominent rondliep, Henk ten Cate zijn debuut als hoofdtrainer kwam maken, Lloyd Kammeron drie keer scoorde tegen Twente en Jan van Ark de EHC en ABC-club vermaakte met een gigantische geestdrift. Ik kwam nooit op het idee een speler naar zijn shirt te vragen, dat was wel dom, want die dingen zijn nu goud waard. Sterker nog: ik heb helemaal niks bewaard uit die tijd, behalve mijn herinneringen.
En dat is wel gek, want zodra iemand overlijdt die je associeert met een bepaalde tijd, poppen die herinneringen weer op. Je ruikt weer de rook die in de ruimtes hing, dat mocht nog-het was de tijd van sigaretten en Jägermeister-, je hoort weer de stemmen van Voortman en Lassche, die ons nu beiden ontvallen zijn en in die tijd de club financieel knap op de been hielden. Ik zie Versleijen lopen in dat veel te ruim zittende trainingspak en ik zie Ten Cate in die regenjas, we wisten meteen dat dit een toptrainer in spe was. En we misten een goede kapper in die tijd, zoveel was duidelijk, onze spelers droegen stuk voor stuk veel te veel haar.
Ruim dertig jaar later is alles picobello bij Go Ahead. Prachtige persruimte, mooi museum, alles in orde. Laatst was ik een tikje laat met het regelen van een kaart en mocht ik op de perstribune zitten, mijn plekkie van vroeger. Links zaten prachtige jonge mensen, het waren de geblesseerde spelers en de dames die verkering hebben met de helden van nu. Achter me vele bekende gezichten. Een van hen was Jan van Staa, de liefste en aardigste trainer die we ooit hadden. Geen spat veranderd, als een mitrailleur vuurde hij gepassioneerde woorden over zijn grote liefde, voetbal.
De Adelaarshorst gaat nieuwer worden en dat is goed. De Adelaarshorst blijft op zijn plek en dat is beter. Maar voor mij en velen met mij zal De Adelaarshorst een bron van roodgele liefde, verhalen, anekdotes en bekende gezichten zijn en dat is het beste nieuws. Het is en blijft de plek waar markante mensen hun sporen nalaten. Karel Lassche was daar een van, zijn naam zal nog lang rondzingen aan de Vetkampstraat.